Uit: de Volkskrant van 20 september 2003.

HET KLIKT MET DE DOKTER.

Het web is niet meer weg te denken uit de medische wereld en bewijst zich als een aanvulling op het reguliere aanbod. Op huisartsconsult bij de emaildokter: "Veel zuurhoudende dingen drinken."

Door Pay-Uun Hiu
De hoeveelste blaasontsteking is dit in korte tijd?', vraagt dokter Robert Mol aan de telefoon. ‘Als dit de derde keer is binnen een paar weken, raad ik je toch echt aan een urinekweek te doen en eventueel naar een uroloog te gaan.'

Duidelijk. Zomaar een antibioticumreceptje per kerende mail, daar doet de digitale dokter niet aan. Mol, wiens virtuele praktijk zetelt op het internetadres www.emaildokter.nl, wil precies weten hoe het zit.

Hij reageert snel en adequaat op de (fictieve) emailklacht die de Volkskrantverslaggeefster (undercover) aan hem stuurt omdat ze ‘wegens verhuizing naar een andere stad tijdelijk zonder huisarts zit en weer een blaasontsteking heeft'. Vooral het woordje ‘weer' trekt de nodige aandacht, hoewel die kwaal bij vrouwen bijna even veel voorkomt als een vlo bij een hond.

Welke medicijnen zijn er eerder gebruikt en is er nog aan het medisch dossier te komen, vraagt Mol. ‘Als het nog een nachtje is uit te houden', raadt hij aan, ‘is het beter even aan je oude huisarts de gegevens over de kuur op te vragen, dan zorg ik daarna voor een recept bij je dichtstbijzijnde apotheek.' En veel zuurhoudende dingen drinken, adviseert hij nog. ‘Ik ben een groot voorstander van cranberrysap.'

Het lijkt nog een science fictionidee, huisartsenconsult per email, en in gedachten hoor je zo'n onpersoonlijke robotstem: ‘uw geschatte levensduur is drie weken'. Maar dat idee is al lang achterhaald en internet is ook in de medische wereld niet meer weg te denken.

Begin deze maand publiceerde de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) het onderzoek "Internetgebruiker en kiezen van zorg" dat november 2002 onder internetgebruikers (in 2002 bijna 61 procent, dat is 9,7 miljoen Nederlanders) is gehouden. Meer dan 75 procent van deze groep zou, als dat mogelijk was, via internet vragen aan de huisarts willen stellen. In dat geval zou 40 procent minder vaak naar het spreekuur gaan, wat een behoorlijke vermindering van de werkdruk van huisartsen betekent.

Ook op andere manieren is ‘e-health', zoals de medische sites en diensten op internet worden genoemd, een enorme aanvulling op het reguliere aanbod. Geen ziekte of er is een wel site voor. Patiëntenverenigingen zijn actief op het net en er zijn algemene medische sites die de netsurfer overstelpen met allerhande encyclopedische geneeskundige kennis. De patiënt die geheel geïnformeerd op het spreekuur verschijnt en de internetinformatie met zijn arts wil bespreken is geen uitzondering meer. Vooral onder chronisch zieken wordt internet zeer gewaardeerd: meer dan driekwart zoekt informatie over de ziekte op het web.

Daarnaast onderhouden ook artsen onderling contact via internet. Uit een onderzoek dat dit jaar mede door Artsennet (de website van de artsenfederatie KNMG) werd uitgevoerd, bleek dat 75 procent van de ondervraagde artsen minimaal een paar keer per week actief is op internet om vooral vakinhoudelijke informatie op te zoeken. Een ruime meerderheid, 63 procent, geeft aan dat informatie die verkregen is via internet evenveel invloed op hun handelen heeft als traditioneel (vaktijdschriften, naslagwerken) verkregen informatie.

‘Als aanvullend medium, bijvoorbeeld om afspraken te maken vinden we dat prima', reageert R. Dortmundt, woordvoerder van de Landelijke Huisartsen Vereniging. Ook tegen experimenten met herhalingsrecepten heeft de LHV geen principiële bezwaren, of tegen patiënten die informatie op het net zoeken. ‘We zijn bezig met het ontwikkelen van webapplicaties voor huisartsen, waarbij patiënten de website van hun eigen huisarts kunnen bezoeken en informatie kunnen lezen.'

Maar een emailconsult gaat de LHV toch nog een stapje te ver. ‘Je wilt als arts toch ook bepaalde dingen lichamelijk verifiëren', aldus Dortmundt. ‘Bloeddruk meten, reflex meten - dat gaat niet virtueel. Bovendien stel je een deel van de diagnose ook via non-verbale communicatie en dat deel mis je dus via email.' Daarnaast zijn er typische internetbezwaren zoals beveiliging van de patiëntgegevens (‘iemand kan er zomaar bij') en ja, hoe weet je zeker dat het ook echt wel je patiënt is die de email stuurt?

‘Het kan wel', vindt emaildokter Mol, ‘maar je moet verschrikkelijk zorgvuldig doorvragen.' Twee jaar geleden verruilde hij zijn gewone praktijk voor de emailpraktijk. In het eerste jaar ontving hij 90 emails met een medische vraag, in het tweede jaar waren dat er 190. En sinds het verschijnen van het rapport van de RVZ merkt hij een duidelijke stijging.

In zijn ervaring is het soms ook een groot voordeel de patiënt niét te zien. Het kost tijd en energie, vindt hij, die bij een deel van de consulten niet nodig is. ‘Die kun je dan weer voor patiënten gebruiken die het wel echt nodig hebben.' Patiënten die zelf hun ziektebeeld via email beschrijven zijn zich ook beter bewust van hun klachten, lezen nog eens na wat ze hebben geschreven en zijn daardoor ook preciezer.

‘Ik heb een hele aardige huisarts', vertelt mevrouw Bergman uit Apeldoorn, ‘maar ik heb een hele complexe ziekte, ik vergeet ook gauw wat ik wil zeggen en met email kan ik dat allemaal rustig opschrijven.' Toen ze vijftig was, nu drie jaar geleden, leerde ze zichzelf met één vinger typen en nu surft ze als volleerd internetster langs de sites, waarbij ze ook de emaildokter tegenkwam.

Eigenlijk stuurde ze Mol alleen maar een mailtje om het middel melatonine aan te vragen, maar op grond de omschrijving van haar klachten (fybromyalgie, slaapstoornissen) raadde Mol haar aan een bloedtest te doen. Daaruit leidde hij af dat de werking van haar schildklier verslechterd was en adviseerde hij bepaalde medicijnen.

Bergman vindt het ook helemaal geen probleem dat ze de dokter niet ziet. ‘Nee, hij heeft een hele uitgebreide website met een foto van hem en een beschrijving van wat hij allemaal heeft gedaan.' Ze is dik tevreden met de emaildokter, de kosten (12 euro per consult; 87,50 euro voor een jaarabonnement) worden door haar verzekering ook nog eens vergoed onder de noemer alternatieve geneeskunde. Ze heeft maar een probleem: hoe vertelt ze het haar eigen huisarts?

‘Email is een verrijking, geen vervanging', stelt Mol. Nu zit er nog een behoorlijke tijd tussen het moment dat iemand zijn mail stuurt en dat hij antwoord krijgt (binnen 24 uur, garandeert Mol). ‘Iemand met pijn op de borst mailt gelukkig niet, want dan moet je meteen terugbellen.' Maar het model dat Mol voor ogen staat is dat van het medisch callcenter dat hij in Milaan bezocht, waar via een triagesysteem de mail bijna direct naar een huisarts of specialist wordt geleid die meteen terug kan bellen.

Met een dergelijk systeem kan ook de betaling beter geregeld worden, want met de huidige methode kun je zonder repercussies die rekening gewoon naast je neerleggen. Tweederde van de patiënten betaalt binnen vier weken, bij de rest gaat dat iets minder makkelijk, is Mols ervaring.

En ja, natuurlijk is hij soms wel eens bloednieuwsgierig hoe een patiënt eruit ziet. Maar binnenkort, daar is hij van overtuigd, hebben we beeldtelefoons, digitale camera's en geweldige webcams. ‘Als je nu kijkt naar jongeren van 17, 18 jaar, die communiceren totaal anders met elkaar. Die hebben bij wijze van spreken het SMS-consult al klaar.'