Tijdschrift voor Huisartsgeneeskunde 21 - 04 - 2004 Door: Drs. Patrick P.M.J. Haverkate, journalist, DE MAILBOX VOL, DE WACHTKAMER LEEG. Het is verbazingwekkend dat anno 2004 jonge Nederlandse huisartsen voor de praktische communicatie met hun patiëntkring zich nog zo veel baseren op conventionele methoden, en zo weinig inspelen op de mogelijkheden die de huidige ICT biedt. Het belletje in de ochtenduren naar een huisartspraktijk gevolgd door de bij veel patiënten herkenbare ingesprektoon, hoort eigenlijk allang thuis in een geschiedenisboek. Zeker nu de moderne communicatiemiddelen als e-mail, videofoon, webcam, digitale camera niet alleen in het bedrijfsleven, maar ook in de huishoudens hun intrede hebben gedaan. En het is de verantwoordelijkheid van de artsen zelf, van de overheid, zorgverzekeraars en de landelijke patiënten- en huisartsenorganisaties om mee te komen. Want wie niet op tijd meegaat, loopt uiteindelijk toch wel tegen en in veel gevallen achter zichzelf aan. Het is zaak om liefst gisteren al voorbereidingen te treffen, voordat de langzaam mondiger wordende, groeiende kring van digitaler wordende patiënten dit zelf gaat eisen. Uiteindelijk gaat het toch om het zoveel mogelijk ten dienste staan van de patiënt. Dan niet veel liever een goed voorbereide huisarts met een wat vollere mailbox en een wat legere wachtkamer? Het is slechts een welkom en onvermijdelijk gevolg van een ‘haastigere’, op efficiëntie en snelheid ingespeelde communicatiemaatschappij. Tijd is immers in veel gevallen nog altijd geld. Niet alleen het belletje, ook het naar de praktijk toekomen, de uitlopende wachttijden in wachtkamers, het huiswaarts keren, terwijl in veel gevallen zowel patiënt als huisarts ultiem had kunnen profiteren wanneer een en ander digitaal gecommuniceerd was. Maar de op komst zijnde verandering moet nog breder. Eigenlijk is er behoefte aan een heel nieuw soort huisarts, een internethuisarts, die de grove, digitale voorselectie maakt, beoordeelt, selecteert, per mail of telefonisch afhandelt of doorverwijst voordat überhaupt een persoonlijk consult heeft plaatsgevonden. Emaildokter Een van de kruisvaarders in het streven naar de digitale(re) huisarts
is Dr. Robert Mol, waarnemend-huisarts in de Centrale Huisartsen Posten
Rijnmond (Rotterdam, Spijkenisse, Hellevoetsluis en Capelle a/d IJssel).
Daarbij werkt hij een a twee dagen per week in de NONI-huisartsenpraktijk
IJsselland te Capelle a/d/ IJssel (NONI: niet op naam ingeschrevenen).
In deze een jaar oude praktijk staan ongeveer zestienhonderd patiënten
zonder vaste huisarts ingeschreven. Mol is de eerste die in Nederland
een website lanceerde (www.emaildokter.nl) waar patiënten met of
zonder vaste huisarts via e-mail hun klacht of probleem kenbaar kunnen
maken en binnen 24 uur advies terug krijgen. Afhankelijk van de ernst,
gebeurt dat per mail, telefoon of persoonlijk. Argusogen De komende tijd probeert Mol zich te richten op een aantal pilots waarin
hij beeldtelefoon en webcam toepast. Ook is er een proefproject met gebruik
van een “fulfillmentapotheek” en er liggen plannen voor een
regionale of nationale ontwikkeling van een medisch callcenter, van waaruit
huisartsgeneeskundige zorg wordt verleend. Teneinde het e-mail consult
op snelle wijze zijn intrede te laten doen, is de vaststelling van het
tarief voor dit consult van cruciale waarde. Daarom is Mol al vanaf het
begin voorstander van snel contact tussen hulpverleners, ICT-aanbieders,
overheid en zorgverzekeraars teneinde de privacy van het e-mail consult
voor iedereen te waarborgen. Praktijkinfo.nl Nieuwe communicatiemiddelen zullen daarom volgens Seegers altijd in het
licht van de totale structuur en de overige communicatievormen geïntroduceerd
en gebruikt moeten worden. De LHV ondersteunt deze ontwikkeling door in
samenwerking met het NHG huisartsen tegen betrekkelijk geringe kosten
in staat te stellen een eigen website te ontwikkelen via Praktijkinfo.nl.
Seegers: ‘Dit biedt niet alleen de mogelijkheid om zakelijk informatie
over de praktijkorganisatie te vermelden, maar er bestaat tevens ruimte
voor overige, op de patiënt gerichte informatie, waaronder de NHG-patiëntenbrieven
en voor actuele berichtgeving.’ Regelgeving Hoewel daarmee de standpunten van Mol en LHV duidelijk naar elkaar toe zijn gegroeid, neemt de behoefte aan juiste regelgeving alleen maar toe. Zeker ook nu de LHV langzaam wat meer voor het digitale medium begint warm te draaien. Al houdt ze voorlopig toch meer vast aan de ondersteunende, achtergrondrol van Internet, terwijl Mol nog steeds vooral neigt naar een actievere, stimulerende, bij de dagelijkse praktijk betrokken functie van de nieuwe media. Mol: ‘Het is bedroevend dat LHV, NHG en Ministerie VWS tot op heden nog zo weinig met deze nuttige vorm van communicatie doen. Want veiligheid is eigenlijk al voor een groot deel gegarandeerd. Ik denk dat de patiënt er zeker van moet kunnen zijn dat hij de mail waarin een arts een vraag beantwoordt ook juist leest. Bij twijfel over de inhoud moet er een telefonisch consult volgen zodat verbaal verduidelijking kan worden gegeven. Ik zie daarin geen risico’s en ben daar positief over.’
|